Maart 2015: bemiddelen en français
Net wanneer ik mijn rechterhand uitsteek, buigt hij licht voorover en toont zijn wang; maar dan herstelt hij zich en geeft me alsnog een hand. Je kan dit een non-verbale onwennigheid noemen in het menselijk verkeer zoals bij die ene kus op de wang van de ander terwijl die er 3 verwacht; dan zie je ook een refl exmatige beweging die abrupt – meestal licht gegeneerd – wordt afgebroken.
Bij mijn 2 andere huisbezoeken precies hetzelfde: de moeders geven me een hand maar de zonen neigen het hoofd naar me toe en verwachten duidelijk mijn mond en niet mijn hand. Zelf ben ik ook in de war. Bij mijn eerste huisbezoek had ik iedereen de hand geschud, zowel moeders als zonen; maar bij mijn tweede intrede hadden die zonen duidelijk iets anders verwacht; overigens niet alleen zij; in een aantal gevallen ook de jongere broertjes en zussen.
Een moeder ziet het woordeloze geklungel en geeft duiding: in Wallonië zijn de kinderen gewoon elkaar te ‘embrasseren’; het is een teken van vertrouwen; als ze argwaan of afstand voelen, zouden ze dat niet doen.
Ik heb blijkbaar een goede en rustgevende indruk nagelaten na mijn eerste huisbezoek. Mijn nochtans warme en gemeende handdruk botste met de geplogenheden aan de andere kant van de taalgrens. Bij de dader blijft het bij een handdruk; zelfs bij het derde huisbezoek. Misschien omdat hij zich intussen heeft aangepast aan de andere omgangsvormen nu hij al een tijdje in Vlaanderen woont – de reden trouwens waarom hij als Franstalige toch naar de jeugdrechtbank van Leuven moet en BAL werd ingeschakeld. Meer waarschijnlijk is dat hij zelf onder spanning staat; het is niet de eerste keer dat hij in contact komt met de politie; er is die moeilijke worsteling met zichzelf; de opspelende puberhormonen; de invloed van zijn ‘foute’ vrienden en dan thuis de botsing met de strenge verwijtende vader en de bijna radeloze moeder. Het stereotype van de op zijn stoel doorgezakte opgeschoten puber die vooral veel zwijgt (“Il n’est pas bavard”, slingert zijn vader door de woonkamer) Een bemiddeling en français en wanneer hij toch iets zegt twijfel ik of het gaat om een niet onderdrukte maagoprisping dan wel een poging een zin over te brengen; een gebroebel met Franse ondertoon waar ik soms kop noch staart aan krijg.
Mijn ‘introduction’ had ik goed voorbereid. Lang geleden had ik in Brussel een dagje ‘médier en français’ gevolgd; het mapje boordevol geijkte uitdrukkingen en toepasselijke ‘vocabulaire’ had ik zorgvuldig bijgehouden en kwam nu goed van pas.
“La médiation est un processus de communication directe ou indirecte entre les parties concernées” Of : “Si la médiation débouche sur un accord, il est consigné par écrit et signé par les parties. Chaque partie en conserve un exemplaire; une copie est renvoyée aux instances judiciaires”.
Als je er in slaagt dergelijke volzinnen zonder teveel haperingen uit te spreken is dat alvast goed voor het zelfvertrouwen. Moeilijker wordt het wanneer er plots een onverwachte vraag komt of wanneer de vader genadeloos blijft inhakken op zijn intussen nog dieper doorgezakte zoon en je de noodzaak voelt tussenbeide te komen wil je de situatie niet hopeloos laten escaleren en nog enige bemiddelingsbereidheid bij de dader wil overhouden maar je niet meteen het juiste woord vindt. Toch is nooit de bemiddelingsdeur helemaal dichtgegooid; de schrik voor de jeugdrechter blijft een sterke motivator; dat geldt zowel bij Vlamingen als bij Franstaligen; het heeft weinig met cultuur of taal te maken maar lijkt wel een universeel gegeven.
Zo kwam het dat we op een woensdagnamiddag in een grote cirkel zaten in een lokaal van een school in Hannut; de feiten hadden zich afgespeeld tussen leerlingen onderling en in de marge van een schoolactiviteit. De drie jonge slachtoffers en een aantal ouders, aan de andere kant de dader, zijn vader en moeder en aan mijn zijde een tolk van PaSTa, de dienst van de provincie Vlaams-Brabant die, tegen betaling, tolken levert. De huisbezoeken alleen afwerken, dat zag ik nog zitten, maar een gezamenlijk gesprek in goede banen leiden, de standpunten samenvatten en op het juiste moment met het juiste woord gevat tussenbeide komen in de taal van Voltaire; dat was té hoog gegrepen.
Heerlijk is het om enkele zinnen in je eigen taal te debiteren en die onmiddellijk in vertaling te horen. Gelukkig kon ik de gesprekken in het Frans voldoende volgen en was de omgekeerde vertaling niet nodig; dat zou de dynamiek en de flow van de gesprekken gebroken hebben.
Wanneer iedereen na het gesprek blijft nakaarten bij een koffie en een koekje weet je dat je goed zit; en alhoewel de jonge dader tijdens de bemiddeling nog altijd niet erg ‘bavard’ was en bij de koffie vooral zijn ouders aanwezig waren en hij in een hoekje zat af te wachten, trekken we ons op aan de stille hoop dat het hele gebeuren ook voor hem een betekenis heeft gehad die dieper en verder gaat dan het bezweren van de toorn van de jeugdrechter.
Er wachtte mij nog een lastige huistaak: het akkoord op papier zetten en er een vertaling bijvoegen. Vooral dat laatste was geen kattenpis (pisse de chat). Gelukkig woont er iemand in mijn straat die goed met Frans en Nederlands overweg kan. Toen hij mijn verbeterde Franstalige versie terugbracht ontpopte hij zich tot een volwaardige pedagoog: ik kreeg lof, complimenten en aanmoediging voor het gepresteerde vertaalwerk; alleen hier en daar ‘enkele verbeteringen’, zo klonk het. Mijn tekst bleek herschapen in één groot rood slagveld.