December 2015: een bemiddelaar vertelt: de beleving

Met de paplepel… spreek voor jezelf!

afb25De beleving van slachtoff er, dader, en ouder(s) van de minderjarige. Dat was de kern van de terugkomavond in september. Maar wie schrijft die? De betrokkene zelf? Of de bemiddelaar? En zo ja, schrijft hij/zij dat in de ik-vorm of de hij/zij-vorm?

Stukbijten doe je je tanden daar niet op. Maar een uitdaging is het alleszins. Want de belevingen vormen, naast de concrete afspraken over hoe het verder kan, de hoofdmoot van een overeenkomst.

We kregen een concrete oefening : een case waarin we de opdracht kregen om de beleving van een van de partijen uit te schrijven. Ik zat meteen te worstelen met de vorm. Schrijf ik dat als ‘ik’? Maar daar had ik het echt moeilijk mee: wie ben ik om de beleving van slachtoff er/dader/ouder in de ik-vorm uit te schrijven. Want mijn woordenschat, mijn zinsbouw, mijn woordkeuze, zijn toch niet die van de betrokkene? Zou die hier zeggen ‘ik kan’, of ‘ik mag’, of ‘ik moet’? Belangrijke nuances, toch?

Zelf heb ik tientallen interviews uitgeschreven voor krant en tijdschrift maar nooit voelde ik daar diezelfde bekommernis. Ik had dan uitgebreid notities genomen tijdens het gesprek en dan schreef ik die uit tussen aanhalingstekens of in de vraag/antwoord-vorm. Maar zo uitgebreid nota nemen tijdens een bemiddelingsgesprek? Dat lukt me niet. Want dan ben ik niet genoeg gefocust op het verhaal van mijn gesprekspartner – en op het verhaal en de emoties achter dat verhaal.

Deze training was trouwens de eerste keer dat ik voor dat dilemma stond. Want ikafb26 volgde steeds mijn Grote Voorbeeld. Ik herinner me nog hoe Dominique dat op kousenvoeten aanbracht: “Ja, Jaak, de beleving … ik doe dat heel anders dan de meeste collega’s. Jij moet zelf maar zien hoe jij dat doet. Maar ik laat daders, slachtoff ers en ouders altijd zelf die beleving op papier zetten. En ik neem dat ongewijzigd over. Met taalfouten en al. Want ik vind dat ik ze dan laat tonen wie ze echt zijn. Ook tegenover het parket en jeugdrechter.” (Ik merk nu dat ik zo’n beetje vanop afstand Dominiques woorden tussen aanhalingstekens formuleer, en trek meteen de conclusie: dit moet ik haar letter voor letter laten nalezen!!).

En dat was dus ook mijn bedenking tijdens die poging tot schrijven: wat ik hier nu intyp, moet ik uitgebreid laten nalezen door de participanten in dit bemiddelingsdossier. Ik moet echt vermijden dat hier iets staat waar ze niet achter staan. En ja, tegelijk ook de redenering: misschien schrijf ik hier Met de paplepel … spreek voor jezelf! iets wat ik hoop dat ze denken en menen, maar wat nooit uit hun pen zou komen. En ja, als ze dat lezen, vinden ze dat misschien wel mooi passen in hun dossier …

Toegegeven, de oefening was voor mij misschien wel extra moeilijk omdat ik nog nooit zelf een beleving had uitgeschreven. Ik deed wat mijn coach Dominique me met de paplepel had ingegeven: laat ze dat zelf neerpennen. Tijdens de observatiefase van mijn opleiding, had ik een paar prachtige voorbeelden gezien van wat de bemiddelden neerschreven: echt, vaak heel kort, maar raak.

afb27Een voorbeeld (namen zijn uiteraard fictief):
“Ik, Jonas vond de bemiddeling wel ok. Maar het is voor mij zeer moeilijk om het probleem uit mijn hoofd te krijgen. Ik wil wel maar ik durf niet met Pieter te praten. Als ik hem zie is de schrik in mij zo hard dat ik rillingen krijg in mezelf en in mijn lichaam juist alsof ik mij bevroren voel. De bemiddeling heeft mij wel geholpen maar nog niet alles is opgelost. Dat Pieter ook terug bij mij in het school zit, ligt nogal zwaar voor mij.”

Echt, dit had ik nooit kunnen schrijven voor dit slachtoffer. In geen jaren. De conclusie van de terugkomavond? Ongeveer iedereen ging naar huis met het idee: “Dit wil ik nu ook wel eens proberen!” Veel succes. En als het lukt, een daverend applaus voor ons lichtend voorbeeld bij deze aanpak!

Jaak